Ewald Schneider senior

Ewald Schneider senior

Ewald Schneider sr. werd geboren op 8 maart 1892 geboren in Altona. In 1916 of 1917 ontvluchtte hij de oorlog in Europa en slaagde erin om als kelner aan boord van een Nederlands schip de wijk te nemen naar Nederlands-Indië. In Padang trad hij op 8 juli 1918 in het huwelijk met Theodora Gomis. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren.

Ofschoon van beroep drukker, was Ewald in Nederlands-Indië werkzaam bij een aantal handelmaatschappijen. Van één zo’n handelmaatschappij, N.V. Esco, was hij directeur. In loop de tweede helft van de jaren 1920 had hij zijn oude beroep van drukker weer opgepakt en werkte voor het Soerabaijasch Handelsblad.

De vierde dochter uit het gezin, Magdalene (Magda), wist zich dat te herinneren als ‘een goede tijd’. Het gezin Schneider kende een zekere welstand. Daar kwam echter een abrupt einde aan nadat zich in de drukkerij van de krant een bijna-ongeluk had voorgedaan waarbij Ewald en een collega bij betrokken waren. Ewald vermoedde kwade opzet van zijn collega en stelde zijn werkgever voor een dilemma: of hij eruit, of ik eruit. Het werd het laatste.

Er volgde een zware tijd voor het gezin Schneider. Het ontslag kon niet op een slechter ogenblik worden genomen; de wereldwijde economische crisis had ook Nederlands-Indië inmiddels in zijn greep. Op een gegeven moment was Ewald niet meer in staat zijn gezin te onderhouden en werden de kinderen noodgedwongen ondergebracht in internaten. Het moet voor hem, zijn vrouw en uiteraard ook de kinderen moeilijk zijn geweest om van elkaar gescheiden te zijn.

Uiteindelijk slaagde Ewald sr. erin om het gezin weer onder één dak te krijgen. Maar het bleef moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Zo moesten de kinderen meehelpen met het verkopen van vis – iets wat gebruikelijkerwijs alleen door Indonesiërs werd gedaan. In de loop van de jaren 1930 ging het in financieel opzicht weer wat beter. Het gezin woonde onder andere in Tuindorp in Malang, waar zij de beschikking hadden over een grote toon. In de late jaren 1930 betrok het gezin een woning aan de Heerenstraat 38 in Solo (Surakarta).

In de verhalen die Magda aan haar zoon Hans vertelde typeerde ze haar vader Ewald als ‘streng maar rechtvaardig’. In één opzicht was Ewald Schneider betrekkelijk vooruitstrevend te noemen. Hij stond er namelijk op dat niet alleen zijn enige zoon Ewald jr. (geb. 1923) een beroep zou gaan leren. Zijn zes dochters moesten, zo was althans zijn streven, niet financieel afhankelijk zijn van hun (toekomstige) echtgenoten. In politiek opzicht was hij eerder gematigd conservatief. Een socialist of communist was hij niet, en ook van het nationaalsocialisme moest hij niks hebben. De oorlogsretoriek van de nazi’s deed hem te veel denken aan de Eerste Wereldoorlog, waarin hij maar liefst zes broers had verloren.

Ewald had daarentegen wel grote bewondering voor het Nederlandse koningshuis, in het bijzonder voor koningin Wilhelmina. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Koniginnnedag, 31 augustus, een echte feestdag was in huize Schneider. De verjaardag van de vorstin werd er uitbundig gevierd.

Hoezeer Ewald Schneider bewondering en respect had voor koningin Wilhelmina, het was geen reden om zich tot Nederlander te laten naturaliseren. Die kwestie is tenminste één keer aan de orde gekomen. Maar hij hield voet bij stuk: “In mijn hart ben en blijf ik een Duitser.”

De familie Schneider had geen typisch ‘Indische’ gebruiken. Zo bleef er geregeld ‘Europees’ eten op tafel komen en had Ewald zijn kinderen verboden van de straatkraampjes te eten. Vader Ewald zag er trouwens wel op toe dat er door de kinderen correct Nederlands werd gesproken. Het bezigen van ‘pasar-Maleis’ of petjok werd in huize Schneider dan ook niet op prijs gesteld.

Deze Oranjegezindheid kon niet voorkomen dat Ewald sr. en zijn zoon Ewald jr. op 10 mei 1940 toch als ‘vijandig onderdaan’ meegevoerd werden. Ewald jr. was toen 17 jaar oud. Als Ewald sr. na zijn arrestatie enige hoop koesterde dat alles op een ‘misverstand’ berustte en dat hij en zijn zoon na opheldering van zaken naar huis konden terugkeren, dan kwam hij bedrogen uit. Dat hij, de gezagsgetrouwe onderdaan, door datzelfde gezag en zonder enige vorm van proces van zijn vrijheid werd beroofd was eenvoudigweg niet te bevatten.

Via enkele interneringskampen kwamen vader Ewald sr. en zijn zoon Ewald jr. terecht in Kuta Cane, een groot interneringskamp voor Duitse en Oostenrijkse mannen in Lawé Sigalagala in de Alasvallei in Noord-Sumatra. Dit was een afgezonderde plek en de geïnterneerde mannen mochten alleen twee keer per week via briefkaarten contact hebben met hun familie en vrienden.

Met de Japanse aanval op Nederlands-Indië op komst werd besloten de Duitse mannen naar India te brengen. Onder de mannen aan boord van de Van Imhoff bevonden zich ook vader en zoon Schneider toen dit schip op 19 januari 1942 verging.

De laatste momenten van vader en zoon Schneider…. Hoe zijn die verlopen toen eenmaal bleek dat redding niet meer mogelijk was? Hielden zij elkaar bij de ondergang van het schip nog een laatste maal stevig vast in een innige omhelzing? Het antwoord namen zij voor eeuwig mee in hun graf, op de bodem van de zee.

 

 

  • Geboren: 8 maart 1892
  • Geboorteplaats: Altona, Duitsland
  • Getrouwd met Theodora Gomis
  • Zeven kinderen: Els, Greet, Hanny, Ewald jr., Magda, Lies en Hilde
  • Werk: drukker bij o.a. het Soerabaijaasch Handelsblad
Ewald Schneider junior

Ewald Schneider junior

Ewald Schneider jr. werd geboren in 1923 in een gezin van zeven kinderen. Hij had zes zussen en was de enige zoon van Ewald Schneider jr. en Theodora Gomis. Zijn vader was in de Eerste Wereldoorlog uit Duitsland naar Nederlands-Indië vertrokken. Zijn ouders hadden elkaar in Padang ontmoet, maar later woonde het gezin in Malang en Solo (Surakarta). Vanwege een lastige financiële tijd voor de ouders hadden de kinderen in de jaren 1920 een tijdje in internaten gewoond, maar begin jaren 1930 was het gezin weer compleet en betrok het een woning met een grote tuin in Tuindorp in Malang, Oost-Java.

De familie was zeer Oranjegezind en vooral Koninginnedag op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, werd altijd uitbundig gevierd. Het kwam dan ook als een schok dat zowel vader Ewald sr. als zoon Ewald jr. op 10 mei 1940 als ‘vijandige onderdanen’ – zij hadden immers een Duitse nationaliteit – werden geïnterneerd door de koloniale overheid.

Eén van de weinige herinneringen aan Ewald jr. houdt rechtstreeks verband met de arrestatie van vader en zoon Schneider. Direct na de aanhouding vond op het politiebureau van Solo een kort incident plaats waar in ieder geval twee zussen van Ewald, namelijk Magda en haar vier jaar oudere zus Greet, getuige van waren.

Magda vertelde het haar zoon Hans als volgt: “De commissaris van politie ging voor mijn vader en broer staan, wijdbeens en met gebalde vuisten in de zij. Met een blik vol van minachting bulderde hij: ‘Zo, nou hebben jullie geen praatjes meer hè?!’. Vervolgens haalde hij zijn pistool te voorschijn en vroeg aan mijn broer: ‘Als ik mijn pistool aan je geef, zul jij je vader dan doodschieten?’ Waarop Ewald jr. antwoordde: ‘Nee, dan zal ik u doodschieten.’ “

Wat de reactie van de politiecommissaris was heeft Magda haar zoon niet verteld. Maar zij had wel het vermoeden -misschien waren er zelfs concrete aanwijzingen- dat de commissaris in kwestie zélf sympathie koesterde voor het nationaalsocialisme. Dat kon, zo vlak na de inval van Duitsland in Nederland, wel eens verkeerd voor hem uitpakken. Het barse optreden jegens haar vader en broer was, aldus mijn moeder, dan ook bedoeld om zijn eigen hachje te redden. 

De koloniale overheid besloot de Duitse geïnterneerden in een centraal interneringskamp bijeen te brengen. Gekozen werd voor het kamp Kuta Cane (Kota Tjane) in Lawé Sigalagala in de Alasvallei in Noord-Sumatra. Vanuit dit kamp mochten de geïnterneerde Duitse mannen tweemaal per week een briefkaart naar familie en vrienden schrijven. Uit de periode dateren ook de enige tastbare herinneringen aan de internering van Ewald jr. Die bestaan uit een tweetal gecensureerde postkaarten die Ewald jr. aan zijn zus Magda schreef. In de ene kaart feliciteert hij zijn zuster met haar verjaardag en spreekt hij de hoop uit dat zij een goede modiste zal worden. In de tweede kaart dringt hij er mede namens zijn vader op aan dat zijn zuster goed voor haar moeder zorgt, want: “zij heeft het zwaar, zeer zwaar.” De volledige tekst van de kaart luidde:

“Lieve Magda, Allereerst van harte gelukgewenst met je verjaardag. Bij deze gelegenheid, Magda, spreekt Paps in gedachte [de we] nogmaals de wens uit, dat je als ene goede modiste en gezond in alles thuis moge komen. Ik kon je niet eerder schrijven, omdat wij die paar worden voor Mams nodig hadden. Magda bedenk bij deze mededeling, dat Mams het zwaar heeft, zeer zwaar. Steun onze Mams dus moreel zoveel je kunt. Vergeet ook niet dat je ons tweemaal per week schrijven kan, desnoods zonder luchtportie. Een extra dikke zoen van

Je Paps en Ewald.”

Met de Japanse aanval op Nederlands-Indië op komst werd besloten de Duitse mannen naar India te brengen. Onder de mannen aan boord van de Van Imhoff bevonden zich ook vader en zoon Schneider toen dit schip op 19 januari 1942 verging.

De laatste momenten van vader en zoon Schneider…. Hoe zijn die verlopen toen eenmaal bleek dat redding niet meer mogelijk was? Hielden zij elkaar bij de ondergang van het schip nog een laatste maal stevig vast in een innige omhelzing? Het antwoord namen zij voor eeuwig mee in hun graf, op de bodem van de zee.

Van Ewald junior, die op negentienjarige leeftijd overleed, is maar één foto bewaard gebleven in de familie, van toen hij een jaar of vijf of zes oud was.

 

  • Geboren: 1923
  • Geboren in Nederlands-Indië
  • Scholier
Werner Bode

Werner Bode

Werner August Bode werd op 12 september 1890 geboren in Anandapur in het noordwesten van Brits-Indië (India). Zijn vader Otto werkte daar als zendeling. Aan India zou Werner geen herinneringen hebben, want zijn moeder Olga overleed toen hij nog jong was. Otto bracht zijn zoon Werner onder bij familie in Duitsland en zijn dochtertje Thekla bij familie in Zwitserland. Zijn vader keerde in 1902 ook terug naar Duitsland, samen met zijn tweede vrouw met wie hij zes kinderen kreeg.

Op veertienjarige leeftijd ging Werner in de leer bij een handelshuis in koloniale waren, de firma Stelz in de stad Neuwied, nabij Koblenz. Hij had enkele betrekkingen als handelsreiziger en facturist, maar het hart van de christelijk opgevoede Werner ging uit naar theologie. Net als zijn vader wilde hij een toekomst in de zending. Hij wijdde zich aan de christelijke leer en leerde Hebreeuws, Grieks en Latijn. Zijn studie werd onderbroken door de Eerste Wereldoorlog toen hij als dienstplichtig militair in Frankrijk werd ingezet. Na de oorlog rondde hij zijn opleiding voor zendeling af in Barmen (Wuppertal) en Oegstgeest.

Op 7 februari 1922 trouwde Werner met de verpleegster Lydia Diederich. Nauwelijks een maand na het huwelijk, op 3 maart 1922, vertrok het stel naar Celebes. Ze kregen vier kinderen: Lydia Liselotte (1922), Werner (1925), Gisela (1926) en Hans-Günther (1931).

Na enkele jaren als hulpprediker te hebben gewerkt, werd hij docent aan de opleiding van het Nederlands zendingsgenootschap op Celebes (Sulawesi). In 1926 vroeg dr. Kraemer van het Nederlands Bijbelgenootschap in Leiden of hij belangstelling had  een nieuwe vertaling van de Maleise bijbel te verzorgen. Werner nam die opdracht met beide handen aan. Om zich op deze opdracht voor te bereiden, studeerde hij een jaar in Hamburg en Leiden, waar hij zijn kennis van het Maleis verdiepte. In 1930 begon hij in hun nieuwe woonplaats Sukabumi op West-Java aan de vertaling, bijgestaan door twee Indonesische medewerkers.

Lydia gaf ondertussen les aan de Prinses Julianaschool in Sukabumi. Ook richtte zij de Sukabumische Huishoudschool op. In 1935 ging ze met de kinderen op verlof naar Duitsland, waar zij drie oudsten bij familie achterliet voor het volgen van middelbaar onderwijs. Alleen Hans bleef bij zijn ouders in Nederlands-Indië. Hij herinnert zich zijn vader als een hardwerkende man die vele uren met zijn medewerkers in het kantoor bij hun huis doorbracht.

Op 10 mei 1940 lag Hans thuis ziek in bed. Vanuit zijn kamer zag hij plotseling vijf geüniformeerde politiemensen in huis die zijn vader kwamen halen. Zij vader rustte op dat moment uit, wat hij elke dag deed na het middageten. Zoals alle Duitse mannen werd ook Werner geïnterneerd na de Duitse inval in Nederland eerder diezelfde dag. Lydia bracht een tandenborstel en andere benodigdheden voor haar man naar het politiebureau. Een koffertje met kleren moest zij echter mee terugnemen. Ze stuurde de koffer naar het interneringskamp, maar Werner zou de spullen nooit ontvangen. Hij moest kleding lenen van andere geïnterneerden.

Enkele dagen later werd ook zijn moeder tijdens het lesgeven opgehaald, al mocht zij nog even terugkeren om examens af te nemen. Vervolgens werd zij met zes Duitse vrouwen en hun tien kinderen in haar huis geïnterneerd.  Zij kregen maandelijks leefgeld, afkomstig uit hun eigen door de Weeskamer in beslaggenomen tegoeden. Maar zonder de levensmiddelen die Indonesische en Chinees-Indonesische vrienden van Lydia kwamen brengen, hadden ze het niet gered. Zij mochten zich overdag nog wel vrij bewegen op straat, maar de Nederlandse collega’s en vrienden verbraken alle contact. Samen met de andere kinderen van de geïnterneerde vrouwen kreeg Hans thuis onderwijs van zijn moeder.

Het Nederlands Bijbelgenootschap had geregeld dat Werner in het interneringskamp kon doorwerken aan de vertaling van het Oude Testament. Lydia typte als vanouds de teksten uit. Op die manier hadden Werner en Lydia schriftelijk contact, naast de gecensureerde kaarten die zij elkaar stuurden van en naar de interneringskampen Onrust en Kutatjane op Sumatra.

Na de oorlogsverklaring aan Japan op 8 december 1941 werden de Duitse burgergeïnterneerden naar Brits-Indië geëvacueerd. De eerste twee schepen waren al vertrokken toen Werner aan boord van de Van Imhoff werd gebracht. Hij zou zijn geboorteland echter nooit bereiken. Op 19 januari 1942 ging het schip ten onder na een aanval van een Japans vliegtuig. Meer dan 400 Duitse geïnterneerden kwamen daarbij om het leven na te zijn achtergelaten door de bemanning. Een maand later, op 20 februari 1942, ontving Lydia een brief van het Zwitserse consulaat in Batavia dat haar man als vermist was opgegeven.

Aan de internering van Lydia kwam een eind na de Japanse machtsovername in Nederlands-Indië. Samen met Hans verbleef zij tijdens de Japanse bezetting in Sarangan, waar Lydia hoofd van de Duitse school werd. Na de Japanse capitulatie gaf zij Duitse les aan de Indonesische militaire academie. In 1948 werden Lydia en Hans door Nederlandse militairen gevangen genomen en in september 1949 met troepentransport via Nederland naar Duitsland overgebracht. Daar volgende na vijftien jaar van elkaar gescheiden te zijn geweest het weerzien met Lydia Liselotte, Werner en Gisela.

 

 

  • Geboren: 12 september 1890 
  • Geboorteplaats: Anandapur, India
  • Getrouwd op 7 februari 1922 met Lydia Diederich, geboren in Elberfeld
  • Kinderen: Lydia, Werner, Gisela, Hans-Günther
  • Werk: vertaler in dienst van het Nederlands Bijbelgenootschap
Ludwig Stahl

Ludwig Stahl

Ludwig August Amandus Stahl werd geboren in Hamburg op 3 oktober 1901, waar hij het middelste kind van vijf was. Hij was afkomstig uit een familie van reders.

Rond 1925 vertrok Ludwig Stahl naar Nederlands-Indië, waar hij altijd als zakenman actief is geweest. In mei 1932 traden Ludwig en Ida Maria Hubertina Lagro, door familie “Zus” genoemd, in Surabaya in het huwelijk. De vader van Zus had een school in Surabaya, waar Zus zelf als lerares werkte. Zus reisde tijdens haar eerste zwangerschap naar Den Haag om bij haar Nederlandse moeder te zijn. Zodoende werd het eerste kind van het gezin geboren in Den Haag. Ludwig en Zus kregen nog twee kinderen: een tweede zoon Ludz, en dochter Mädi. In Surabaya woonde het gezin onder andere op de Simpangdwarsstraat, Embong, Trenguli, Kajoon en Niasstraat.

Ludwig begon in Surabaya een eigen im- en exportzaak in artikelen wereldwijd. Ludwig was volgens zijn oudste zoon Peter een ‘typische Duitser’ die hield van rust en regelmaat. Hij omschrijft zijn vader als man met een groot gevoel voor humor en dol op zijn kinderen. Ludwig was een muzikale man: hij speelde piano en kon goed zingen. Ook was hij heel creatief, zo ontwierp hij bijvoorbeeld meubels.

Thuis in het gezin werd Nederlands en Duits gesproken. Ludwig was, zoals veel Duitsers in die tijd, lid van een Duitse Verein, een gezelligheidsvereniging. Bovendien was het echtpaar lid van de Nederlandse sociëteit.

Op 10 mei 1940 was Ludwig Stahl met de auto op zakenreis. Op de terugweg door Semarang moest hij bepaalde zaken afwikkelen op het politiebureau, omdat hij met de auto een paard had doodgereden. Ter plekke werd hij vanwege zijn Duitse afkomst geïnterneerd.

Hij verbleef in verschillende kampen. Vanuit hier schreef hij tweewekelijks briefkaarten in het Nederlands aan zijn vrouw. Alles werd gecensureerd en zo nodig geschrapt. Zijn vrouw heeft hem in het interneringskamp Ngawi een paar keer een kwartier mogen zien. De kinderen hebben nooit afscheid kunnen nemen van hun vader. Hun moeder deed alsof haar man op een zeer lange dienstreis was, om de kinderen de waarheid over de internering te besparen. Pas in 1946 hoorde het gezin geruchten over wat er met de Van Imhoff was gebeurd in 1942. Niemand weet tot op vandaag de dag wat er precies met Ludwig Stahl is gebeurd.

In het najaar van 1947 stuurde Zus haar kinderen naar Nederland, zij zelf volgde pas in 1959. Dit was ingegeven om de studie van de kinderen te kunnen bekostigen.

 

  • Geboren: 3 oktober 1901
  • Geboorteplaats: Hamburg, Duitsland
  • Getrouwd met Ida “Zus” Lagro
  • Kinderen: Peter, Ludz en Mädi
  • Werk: eigen zaak in im- en exportartikelen wereldwijd
Karl Heidt

Karl Heidt

Karl Heidt werd in 1896 in Wenen geboren. Hij groeide op in een welgesteld en modern gezin; zijn ouders waren bevriend met de Oostenrijkse wetenschapper Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofische levensleer Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak diende hij in het Oostenrijkse leger waar hij de rang van ‘Leutnant in der Reserve des Festungsartillerieregiments’ bekleedde. Op 8 juli 1917 ontving hij een onderscheiding vanwege ‘tapferes Verhalten vor dem Feinde’.

Na de oorlog ging hij medicijnen studeren aan de universiteit van Wenen en specialiseerde hij zich als KNO-arts. Hij trouwde met de Weense verpleegkundige Karla Karl (1897). Vanwege zijn arbeidsvooruitzichten vertrok Karl naar Nederlands-Indië waar hij begin december 1926 aankwam. Een paar manden later,  in april 1927 verscheen in verschillende Nederlands-Indische kranten een advertentie waarin werd aangekondigd dat Dr. Heidt in Medan een praktijk voor ‘Oor, Neus Keel en Mondziekten (tevens algemeen praktijk)’ heeft geopend. Een maand later, in mei 1927, arriveerde ook Karla in Medan. Op 24 maart 1928 werd daar hun dochter Valerie geboren.

Na enige tijd kreeg het gezin Heidt de mogelijkheid om in Bandung (Java) een eigen praktijk te openen. Karl werkte er als KNO-arts, Karla had de zorg voor het huishouden, het gezin en personeel. Valerie kreeg in mei 1929 een broertje, Karl. Valerie en haar broertje Karl bezochten de Rudolf Steiner-school, een privéschool in Bandung. Ze spraken Maleis met het huispersoneel, Nederlands met de mensen op straat en Duits met hun ouders. Valerie herinnerde zich haar leven van destijds als ‘eine wunderschöne Kindheit’. Filmbeelden die vader Karl van zijn kinderen maakte zijn daarvan de stille getuigen.

Karl Heidt was een vooraanstaand KNO-arts, verbonden aan verschillende ziekenhuizen zoals het Zendingshospitaal en het St. Borromeus Hospitaal in Bandung. In verschillende Nederlands-Indische kranten verschenen advertenties van patiënten die hem bedanken voor zijn goede zorg. Daarnaast hield Karl van snelle auto’s en dat bleef niet zonder gevolgen. In 1929 raakte zijn splinternieuwe Hupmobile tijdens een uitje van de weg waarbij een vriendin van de familie om het leven kwam. De grote hoeveelheid artikelen die over dit ongeluk verscheen, doen vermoeden dat dr. Heidt en zijn vrouw zich binnen korte periode zeer geliefd hadden gemaakt binnen de Nederlands-Indische maatschappij. In augustus 1933 vloog (!) Karl naar Europa voor een drie maanden durend bezoek. De laatste vermelding van dr. Karl Heidt in een Nederlands-Indische krant dateert van 20 april 1940. Hij werd aangekondigd als één van de sprekers tijdens een medisch congres waar hij een lezing zou houden over het larynxcarcinoom.

Nog geen drie weken later, op 10 mei 1940, kwam aan het mooie leven van de familie Heidt abrupt een einde toen vader Karl werd opgepakt. Dochter Valerie herinnerde zich dat de voortuin vol politieagenten stond en dat één van hen naar haar vader vroeg en tegen haar zei: ‘Der Hitler ist in Holland einmarschiert und ihr wird nicht die einzigen sein die darunter leidet.’ Haar vader werd weggevoerd in een auto. Ze heeft hem nooit meer teruggezien.

Karla, Valerie en Karl waren vanaf die datum ‘vijandelijke onderdanen’. De kinderen mochten niet meer naar school, het ouderlijk huis werd in beslag genomen en het gezin werd gemeden door vrienden en bekenden. Na enige tijd werden moeder en kinderen naar een ‘beschermingskamp’ voor vrouwen en kinderen in Tjibadak in West-Java gebracht waar ze verbleven ze tot eind 1940. Na een paar maanden in het kamp konden vrouwen en kinderen via Japan, Korea, Mantsjoerije, Siberië, Rusland en Polen terugkeren naar Duitsland of Oostenrijk. Kort na kerst 1940 vertrokken Karla en haar kinderen; twee maanden later arriveerden ze in Wenen.

Karl bleef achter in het interneringskamp in de Alasvallei op Sumatra. Hij schreef vaak en regelmatig aan zijn vrouw en kinderen; eerst naar het beschermingskamp, later ook naar de adressen in Japan en vervolgens in Wenen. Uit de kaarten blijkt dat hij ook in het kamp werkzaam was als arts; hij vroeg Karla zijn medische naslagwerken op te sturen. Hij hield goede moed, maar hij miste zijn gezin enorm.

Op  18 januari was hij één van de 477 Duitse burgergeïnterneerden aan boord van de Van Imhoff. In tegenstelling tot veel van zijn lotgenoten, wist hij de ramp te overleven. Op 23 januari kwam hij aan op het eiland Nias waar hij, samen met 63 anderen, opnieuw gevangen werd genomen door de Nederlandse politie. Toen de Japanse bezetters het bestuur over het eiland overnamen, pakte Karl Heidt zijn werk als arts weer op in het ziekenhuis in Gunung Sitoli. Daar stierf hij op 3 september 1942. Karl Heidt werd vlakbij het ziekenhuis van Gunung Sitoli begraven.

  • Geboren: 1896
  • Geboorteplaats: Wenen (Oostenrijk) 
  • Gehuwd met Karla Karl (1897), vader van Valérie (1928) en Karl (1929)
  • Woonplaats: Medan, Bandung
  • Werk: Keel-, Neus- en Oorarts, verbonden aan o.m. het Borromeus Hospitaal en het Zendingshospitaal in Bandung
Bertha, Werner en Trudy Engelhardt in 1935
Werner Robert Ludwig Wilhelm Engelhardt

Werner Robert Ludwig Wilhelm Engelhardt

Werner Engelhardt werd in 1904 geboren in Siam, het huidige Thailand, waar zijn vader als ingenieur werkzaam was. De jonge Werner trad in de voetsporen van zijn vader en vertrok aan het begin van de jaren 1920 naar Duitsland waar hij aan de Universiteit van Heidelberg werd opgeleid tot ingenieur. Na het afronden van zijn opleiding werd hem een baan aangeboden bij de Nederlands-Indische Gasmaatschappij. Dat hij, volgens zijn dochter, vloeiend Nederlands sprak zal daarbij vast een rol gespeeld hebben.

In 1927 vertrok hij aan boord van het ss ‘Johan de Wit’ naar Nederlands-Indië. Hij vestigde zich in Semarang waar hij tegenover de familie Droste kwam te wonen. Al snel werd hij verliefd op de 17-jarige Bertha Droste. In 1931, kort na haar 18e verjaardag,  trouwden zij in de RK kerk in Semarang. Op 14 april 1933 werd hun dochter Gertrude (‘Trudy’)  geboren. Het gezin woonde aan de Gombal in Semarang.

In mei 1935 vertrok hij met zijn gezin aan boord van het ss ‘Christiaan Huygens’ op groot verlof naar Europa. In Europa bezocht het gezin familie in Zwitserland en Duitsland. Op 26 december waren ze weer terug in Tandjong Priok. Op 4 augustus 1936 werd hun zoon Günther geboren, op 18 januari 1938 gevolgd door hun tweede zoon Gerhard.

Werners dochter Trudy heeft herinneringen aan een mooie jeugd. Het gezin van de inspecteur van de gasmaatschappij woonde in een groot huis, had kindermeisjes en er werden leuke kinderfeestjes georganiseerd. Wel had de familie zorgen om oma Droste die aan reumatoïde artritis leed. Trudy sliep bij haar oma op de kamer om het kapokmatras van haar oma met boeken te verstevigen als de reuma opspeelde.

Hoewel het hele gezin de Duitse nationaliteit had, speelde Duitsland in het dagelijks leven geen rol van betekenis. Trudy herinnert zich haar vader als een erg vriendelijke man die accentloos Nederlands sprak, ook thuis. Veel van zijn vrienden en collega’s wisten niet dat hij Duitser was. Ook was hij, in Trudy’s woorden, ‘not politically inclined’. Groot was dan ook de verbijstering toen Werner op 10 mei 1940 plotseling werd opgepakt. Trudy: ‘Er kwam een auto, een aantal soldaten stapte uit en nam hem mee. Hij zei nog ‘Dag!’ tegen ons en vertrok. Ik heb hem nooit teruggezien.’ Haar moeder bezocht haar man in Ambarawa en Werner schreef brieven waarin hij zijn vrouw opriep de jongens op te voeden tot ‘gezonde jongemannen’.

Voor Trudy en haar broertjes veranderde alles. Zij hadden de Duitse nationaliteit en werden kort na de arrestatie van hun vader naar een internaat in de heuvels bij Semarang gestuurd. Tijdens hun verblijf daar moesten de kinderen Duits spreken, kniebuigingen maken en ‘Grüss Gott’ zeggen. De Duitse vrouwen die het internaat leidden waren erg strikt, vertelt Trudy, het was een soort kazerne. De kinderen sliepen op een slaapzaal. Bertha, die inmiddels de Nederlandse nationaliteit terug had weten te krijgen via een contact bij de gasmaatschappij, haalde haar kinderen er na twee maanden weer weg. Ze trokken in bij opa en oma in Jogyakarta.

Vanaf 1941 ontving Trudy’s moeder nog een aantal briefkaarten van haar man uit Kuta Cane, Blok A, barak 8. De kaarten dragen allemaal een rood stempel met ‘Censored’ erop. In 1942 ging Werner aan boord van de ‘Van Imhoff’ voor verplaatsing naar Brits-Indië. Hij zou er nooit aankomen. Zijn echtgenote ontving maanden later in Yogyakarta een bericht over zijn vermissing op zee en enige tijd later het  overlijdensbericht.

Toen de Japanners in 1942 de macht overnamen in Nederlands-Indië kwamen Bertha, haar ouders en haar (Duitse) kinderen in een ‘vreemdelingenkamp’ waar mensen van verschillende nationaliteiten ondergebracht waren (o.m. Zwitsers). Bertha mocht met een armband waarop stond dat zij de Duitse nationaliteit had, het kamp in en uit lopen. Zo kon zij voor haar zieke moeder blijven zorgen.

Na de oorlog en de daarop volgende Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, vertrok het gezin naar Nederland. Bertha ontving tot haar dood een pensioen van de gasmaatschappij.

  • Geboren: 1904
  • Geboorteplaats: Siam (Thailand)
  • Gehuwd met Bertha Droste (1913), vader van Gertrude (‘Trudy’), Gerhard (‘Jerry’) en Günther (‘Günn’)
  • Woonplaats: Semarang
  • Werk: adjunct-directeur Nederlands-Indische Gasmaatschappij, Semarang
Bertha, Werner en Trudy Engelhardt in 1935