Werner Bode

Werner August Bode werd op 12 september 1890 geboren in Anandapur in het noordwesten van Brits-Indië (India). Zijn vader Otto werkte daar als zendeling. Aan India zou Werner geen herinneringen hebben, want zijn moeder Olga overleed toen hij nog jong was. Otto bracht zijn zoon Werner onder bij familie in Duitsland en zijn dochtertje Thekla bij familie in Zwitserland. Zijn vader keerde in 1902 ook terug naar Duitsland, samen met zijn tweede vrouw met wie hij zes kinderen kreeg.

Op veertienjarige leeftijd ging Werner in de leer bij een handelshuis in koloniale waren, de firma Stelz in de stad Neuwied, nabij Koblenz. Hij had enkele betrekkingen als handelsreiziger en facturist, maar het hart van de christelijk opgevoede Werner ging uit naar theologie. Net als zijn vader wilde hij een toekomst in de zending. Hij wijdde zich aan de christelijke leer en leerde Hebreeuws, Grieks en Latijn. Zijn studie werd onderbroken door de Eerste Wereldoorlog toen hij als dienstplichtig militair in Frankrijk werd ingezet. Na de oorlog rondde hij zijn opleiding voor zendeling af in Barmen (Wuppertal) en Oegstgeest.

Op 7 februari 1922 trouwde Werner met de verpleegster Lydia Diederich. Nauwelijks een maand na het huwelijk, op 3 maart 1922, vertrok het stel naar Celebes. Ze kregen vier kinderen: Lydia Liselotte (1922), Werner (1925), Gisela (1926) en Hans-Günther (1931).

Na enkele jaren als hulpprediker te hebben gewerkt, werd hij docent aan de opleiding van het Nederlands zendingsgenootschap op Celebes (Sulawesi). In 1926 vroeg dr. Kraemer van het Nederlands Bijbelgenootschap in Leiden of hij belangstelling had  een nieuwe vertaling van de Maleise bijbel te verzorgen. Werner nam die opdracht met beide handen aan. Om zich op deze opdracht voor te bereiden, studeerde hij een jaar in Hamburg en Leiden, waar hij zijn kennis van het Maleis verdiepte. In 1930 begon hij in hun nieuwe woonplaats Sukabumi op West-Java aan de vertaling, bijgestaan door twee Indonesische medewerkers.

Lydia gaf ondertussen les aan de Prinses Julianaschool in Sukabumi. Ook richtte zij de Sukabumische Huishoudschool op. In 1935 ging ze met de kinderen op verlof naar Duitsland, waar zij drie oudsten bij familie achterliet voor het volgen van middelbaar onderwijs. Alleen Hans bleef bij zijn ouders in Nederlands-Indië. Hij herinnert zich zijn vader als een hardwerkende man die vele uren met zijn medewerkers in het kantoor bij hun huis doorbracht.

Op 10 mei 1940 lag Hans thuis ziek in bed. Vanuit zijn kamer zag hij plotseling vijf geüniformeerde politiemensen in huis die zijn vader kwamen halen. Zij vader rustte op dat moment uit, wat hij elke dag deed na het middageten. Zoals alle Duitse mannen werd ook Werner geïnterneerd na de Duitse inval in Nederland eerder diezelfde dag. Lydia bracht een tandenborstel en andere benodigdheden voor haar man naar het politiebureau. Een koffertje met kleren moest zij echter mee terugnemen. Ze stuurde de koffer naar het interneringskamp, maar Werner zou de spullen nooit ontvangen. Hij moest kleding lenen van andere geïnterneerden.

Enkele dagen later werd ook zijn moeder tijdens het lesgeven opgehaald, al mocht zij nog even terugkeren om examens af te nemen. Vervolgens werd zij met zes Duitse vrouwen en hun tien kinderen in haar huis geïnterneerd.  Zij kregen maandelijks leefgeld, afkomstig uit hun eigen door de Weeskamer in beslaggenomen tegoeden. Maar zonder de levensmiddelen die Indonesische en Chinees-Indonesische vrienden van Lydia kwamen brengen, hadden ze het niet gered. Zij mochten zich overdag nog wel vrij bewegen op straat, maar de Nederlandse collega’s en vrienden verbraken alle contact. Samen met de andere kinderen van de geïnterneerde vrouwen kreeg Hans thuis onderwijs van zijn moeder.

Het Nederlands Bijbelgenootschap had geregeld dat Werner in het interneringskamp kon doorwerken aan de vertaling van het Oude Testament. Lydia typte als vanouds de teksten uit. Op die manier hadden Werner en Lydia schriftelijk contact, naast de gecensureerde kaarten die zij elkaar stuurden van en naar de interneringskampen Onrust en Kutatjane op Sumatra.

Na de oorlogsverklaring aan Japan op 8 december 1941 werden de Duitse burgergeïnterneerden naar Brits-Indië geëvacueerd. De eerste twee schepen waren al vertrokken toen Werner aan boord van de Van Imhoff werd gebracht. Hij zou zijn geboorteland echter nooit bereiken. Op 19 januari 1942 ging het schip ten onder na een aanval van een Japans vliegtuig. Meer dan 400 Duitse geïnterneerden kwamen daarbij om het leven na te zijn achtergelaten door de bemanning. Een maand later, op 20 februari 1942, ontving Lydia een brief van het Zwitserse consulaat in Batavia dat haar man als vermist was opgegeven.

Aan de internering van Lydia kwam een eind na de Japanse machtsovername in Nederlands-Indië. Samen met Hans verbleef zij tijdens de Japanse bezetting in Sarangan, waar Lydia hoofd van de Duitse school werd. Na de Japanse capitulatie gaf zij Duitse les aan de Indonesische militaire academie. In 1948 werden Lydia en Hans door Nederlandse militairen gevangen genomen en in september 1949 met troepentransport via Nederland naar Duitsland overgebracht. Daar volgende na vijftien jaar van elkaar gescheiden te zijn geweest het weerzien met Lydia Liselotte, Werner en Gisela.

 

 

  • Geboren: 12 september 1890 
  • Geboorteplaats: Anandapur, India
  • Getrouwd op 7 februari 1922 met Lydia Diederich, geboren in Elberfeld
  • Kinderen: Lydia, Werner, Gisela, Hans-Günther
  • Werk: vertaler in dienst van het Nederlands Bijbelgenootschap