Richard Ferdinand Ernst Strube

Richard Ferdinand Ernst Strube

Richard Ferdinand Ernst Strube werd op 18 januari 1889 geboren in Quedlinburg in het noord-oosten van de Harz (Duitsland). Hij was het op één na jongste kind van een gezin met zeven kinderen. Richards vader was loodgieter. Of het kwam door de slechte economische situatie of doordat het avontuur lonkte, Richard besloot als jonge man rond 1906 samen met zijn zeven jaar jongere broer, Ernst Walter Oskar, naar Parijs te gaan.

In Parijs ontmoette Richard de negen jaar oudere Nederlandse Maria Petronella van de Putte. Zij had in Nederland een opleiding tot coupeuse voltooid en zocht haar toekomst in de haute couture. Tijdens de Eerste Wereldoorlog keerden Maria en Richard terug naar het neutrale Nederland waar het veiliger was voor een Duitse man. Ze woonden in Den Haag waar hun twee zoons Ferdinand Richard (1915) en zijn broer Richard Ferdinand (1916) werden geboren in het Academisch Ziekenhuis van Leiden. Maria werkte daar als schoonmaakster, volgens de verhalen omdat de gezondheidszorg er (inclusief bevallingen) voor het personeel grotendeels gratis was. Richard werkte in Den Haag als koopman in kaas. Richard en Maria waren niet getrouwd, waarschijnlijk omdat Maria bij een huwelijk de Duitse nationaliteit zou krijgen wat niet gunstig was in de oorlogssituatie. Richard erkende zijn beide zoons wel.

Na de Eerste Wereldoorlog gaf het jonge gezin gevolg aan hun lang gekoesterde wens om naar Nederlands Indië te gaan. Richard vertrok als eerste om zaken voor te bereiden; Maria volgde een half jaar later (onder de naam ‘mevr. M. Strube’) met de twee jongens. In februari 1921 was het gezin herenigd. De ondernemende Richard werd in 1922 importeur van ‘Oude Vlek jenever en brandewijn’. Vanuit Bogor leverde hij aan diverse horecaondernemingen. In 1925 nam hij ‘De Eerste Bataviasche Bierhal’ over, een etablissement dat ook de catering van grote feesten en partijen verzorgde. Naast de Bierstube realiseerden Maria en Richard in 1928 een moderne dancing naar Europees voorbeeld: Le Perroquet. Na enkele maanden veranderden ze de dancing in een exclusieve club onder de naam Cercle ‘Le Perroquet’. Om lid te worden moet men langs een ballotagecommissie waardoor uiteindelijk alleen de ‘betere klasse’ van Batavia kwam dansen. In de kranten kwam veel kritiek op de nachtclub: het was er donker, lawaaierig en het dansen van de ‘charleston’ zou menige hersenschudding veroorzaken!

Richard, Maria en hun zonen hadden een goed leven in Batavia, waar Richard lid was van de Vrijmetselarij. In de bergen bij Bandung hadden ze een tweede huis met een zwembad en paarden, waar ze geregeld naartoe gingen. In Batavia gingen de kinderen naar de lagere school van de ‘Carpentier Alting Stichting’ (‘de CAS’), een scholengemeenschap opgericht door vrijmetselaar Carpentier-Alting. In 1926 werden Ferdinand en Richard jr. naar Nederland gestuurd voor een ‘Hollandse’ opvoeding bij de ‘Louisa Stichting’ in Den Haag; ook dit internaat was verbonden aan de Vrijmetselarij. Vervolgens gingen de jongens naar een HBS in Scheveningen. In 1930 nam hun moeder hen mee terug naar Batavia waar ze de HBS aan de Koning Willem III School voltooiden in 1934.

Richard had in 1928 zijn Duitse nationaliteit opgegeven, met het voornemen om Nederlander te worden. Rond 1930 had hij daarvoor een verzoekschrift ingediend, maar de behandeling daarvan liet lang op zich wachten. In 1937 trouwden Richard en Maria, mogelijk omdat ze hoopten met deze stap de begeerde naturalisatie voor Richard zou worden bespoedigd.

Na het afronden van de HBS in Batavia vond Ferdinand emplooi bij het Nederlands-Indisch Toeristenbureau en in 1936 vertrok hij weer naar Europa om zijn kennis van het Frans en Duits te verbeteren. Ook zijn broer Richard jr. vertrok in 1934 naar Nederland voor een studie scheikunde aan de Universiteit Utrecht. In 1938 waren beide zoons terug in Batavia. Ferdinand ging werken voor scheepvaartmaatschappij Wm. Müller & Co. en in 1939 bij scheepvaartagenten Nanjo & Veem. Zijn broer Richard jr. keerde begin 1940 terug naar Nederland.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. De Tweede Wereldoorlog was een feit – ook in Nederlands-Indië. Op bevel van de Nederlandse regering werden alle Duitsers geïnterneerd vanwege het vermeende gevaar voor de samenleving. Ook Richard sr. en zijn zoon Ferdinand. Ferdinand beschikte weliswaar over een Nederlands identiteitsbewijs, maar had volgens de regering ‘Duitse sympathieën’ – die trouwens nooit bewezen werden. Ferdinand, wiens identiteitspapieren werden afgenomen, werd met het schip Ophir op 28 december 1941 verscheept naar kamp Dehra Dun in Brits-Indië. Zijn vader Richard volgde op 18 januari aan boord van de Van Imhoff. Op 19 januari 1942, 100 zeemijl buiten de haven van Sibolga, werd het schip door de Japanners gebombardeerd. Richard verdronk, samen met 410 andere Duitse burgergeïnterneerden, in de golven van de Indische Oceaan.

Direct nadat Richard en Ferdinand waren opgepakt werd de Bierstube gesloten en bewaakt door de politie. De Weeskamer verkocht de Bierstube en het belendende restaurant op 29 augustus 1940. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef Maria in Bandung. Op 28 januari 1946 werd ze met hulp van de Nederlandse regering teruggestuurd naar Nederland, waar ze totaal berooid arriveerde. Wel kon zij het promotiefeest van haar zoon Richard op 9 juli 1946 aan de Technische Hoogeschool (nu de Technische Universiteit) in Delft bijwonen. Richards broer Ferdinand, oneigenlijk staatloos verklaard, kwam na een lange tocht ook weer terug in Nederland waar hij met veel moeite zijn Nederlanderschap terugkreeg.

  • Geboren: 18 januari 1889
  • Geboorteplaats: Quedlinburg
  • In 1937 getrouwd met Maria Petronella van de Putte (1880) 
  • Kinderen: Ferdinand Richard (1915) en Richard Ferdinand (1916)
  • Werk: eigenaar Bierstube en nachtclub ‘Cercle Le Perroquet’ in Batavia
Familie Strube in 1921
Trouwfoto van Richard en Maria Strube in 1937
Foto van Bayerische Bierstube uit het Bataviaasch Nieuwsblad, 11 mei 1940 met tekst: Een gelegenheid, waar Duitsche vijanden voorlopig hun “Prosit”niet meer zullen doen horen: de Bayerische Bierstube op den Postweg – Politieagenten bewaken den ingang.
Paul Danzmann

Paul Danzmann

Paul Friedrich Hermann Karl Danzmann werd geboren in Hohenhameln (Duitsland) op 27 augustus 1889. In het nabijgelegen Hannover volgde hij een opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur. Tijdens zijn werk aan boord van een schip werd hij ziek en werd hij op Nias (ten westen van Sumatra) aan land gezet. Kort daarna brak de Eerste Wereldoorlog uit en was het onmogelijk voor Duitsers om Nederlands-Indië te verlaten. Paul vestigde zich op Sumatra.

Paul zat niet stil. Uit verhalen en krantenartikelen komt hij naar voren als een avontuurlijke man. Hij werkte als goudzoeker, maar was ook een gepassioneerd planten- en dierenverzamelaar en voorzag dierentuinen in Europa van groot wild (olifanten en katachtigen). Daarnaast heeft hij voor een Noord-Amerikaans botanisch onderzoeksstation de stamvorm van de dadelpalm onderzocht. Hij werkte ook een tijd als mecanicien in een eigen werkplaats in Padang, een bedrijf dat echter in augustus 1917 failliet werd verklaard.

Paul ontmoette een Batak-vrouw, van wie we de naam helaas niet weten, met wie hij twee kinderen kreeg: een dochter, Maria (15 oktober 1914) en een zoon, Karl (29 augustus 1916). De kinderen kregen de Duitse nationaliteit; of de ouders getrouwd waren is niet bekend. Om onbekende redenen keerde de moeder van zijn kinderen aan het begin van de jaren 1920 terug naar haar geboortedorp. Paul bleef achter met twee jonge kinderen.

Na bemiddeling van zijn familie in Duitsland trouwde hij ‘met de handschoen’ met Katharina (‘Käthe’) Zabel uit Uhrsleben (Duitsland). Zij kwam, in gezelschap van haar moeder, in 1922 naar Nederlands-Indië. Het werd een gelukkig huwelijk en Katharina bracht een zekere mate van rust in het leven van het gezin. Paul werkte als technisch manager en procuratiehouder van een natuurrubberfabriek bij Medan. Het gezin woonde aan de Prins Hendrikstraat in Medan. De Duitse achtergrond van Paul en Katharina werd thuis levend gehouden door het vieren van Duitse tradities. Op kerstavond werden Duitse specialiteiten gegeten, zoals ‘krapfen’ (een soort donuts) en kerststollen. Ook Pasen werd uitgebreid gevierd. De familie had zowel Duitse als Nederlandse vrienden en bezocht Duitse verenigingen. Paul had in die tijd ook een kas waar hij orchideeënvariëteiten kruiste.

Paul en Katharina vonden het belangrijk dat hun zoon Karl zijn opleiding zou krijgen in Duitsland; Karl moest zich Duitser voelen. In januari 1931 vertrokken Paul, Katharina en Karl (Maria bleef waarschijnlijk in Medan) naar Europa, in juli van dat jaar keerden zij zonder hun zoon weer terug in Medan. Karl (14) bleef achter in Duitsland, woonde in een internaat en ging er naar de middelbare school. Ondanks zijn Duitse nationaliteit heeft hij er zich, mede door zijn huidskleur, steeds een buitenstaander gevoeld. Op 1 augustus 1936 keerde hij terug naar Medan.

Paul werd in 1937/1938 beheerder van de nieuwe elektriciteitscentrale in Prapat en Balige. In de Sumatraanse kranten verscheen een advertentie waar het gezin de inboedel van het huis in Medan te koop aanbood, mogelijk vanwege een verhuizing naar een nieuw huis in Aek na Oeli (Siantar), in de buurt van het Tobameer. Zoon Karl ging als onderhoudsmonteur werken in een hotel aan het Tobameer en woonde in Prapat.

Op 10 mei 1940 was Paul thuis en Karl aan het werk in het hotel toen beiden door politiemensen werden opgepakt. Ze werden geïnterneerd in kamp Pematang Siantar op Sumatra. Hoewel ze dus vlakbij waren, wist de familie niet waar ze heengebracht waren. Later zijn vader en zoon overgebracht naar het verzamelkamp Lawé Sigalagala op Sumatra. In december 1941 werd Karl aan boord van de Ophir naar Dehra Dun verscheept, zijn vader bleef achter in het kamp.

In het interneringskamp had Paul kennisgemaakt met Karl Seemann, een Duitse handelsman uit Bandjermasin. Op 19 januari 1942 maakten zij deel uit van de groep van 477 burgergeïnterneerden aan boord van de Van Imhoff. Toen het schip verging, heeft (de veel jongere) Seemann ervoor gezorgd dat Paul (inmiddels 53) in de reddingsboot terechtkwam. Seemann zat op één van de vlotten die aan de reddingsboot vastzaten. Soms werd er van positie gewisseld. Na drie dagen varen kwamen ze op Nias aan, waar ze onderdoken bij de lokale bevolking. Toen de Japanners op het eiland arriveerden, werd met hen samengewerkt. Karl Seemann sprak behoorlijk Japans en ook Paul kon zich een beetje verstaanbaar maken in het Japans.

Over het lot van Katharina en hun dochter in de periode na 10 mei 1940 is weinig bekend. Uit een briefkaart van 27 januari 1942 aan Paul blijkt dat zij waarschijnlijk geïnterneerd waren in beschermingskamp Tjibadak op Java. Of zij in april 1942, na de Japanse bezetting, als onderdanen van een ‘bevriende natie’ weer naar Aek na Oeli zijn teruggekeerd, is onduidelijk. In de familie gaat het verhaal dat Paul en zijn vriend Karl Seemann naar het Tobameer reisden. Daar ontmoette Seemann de dochter van Paul en Katharina; kort daarop trouwden ze. Zij vertrokken kort na de oorlog naar Pforzheim en enige tijd later naar Zwitserland.

Paul en Katharina keerden in 1949 terug naar Uhrsleben, het dorp waar Katharina vandaan kwam. Na 1963 lag Uhrsleben in Oost-Duitsland en was het niet meer mogelijk om naar het westen te reizen. Paul werkte er als beheerder van de spaarbank en hielp bij natuurbehoud. Hij had bijen, een moestuintje en leefde met Katharina een tevreden en teruggetrokken leven; van de mogelijkheid om naar het Westen te verhuizen maakte hij geen gebruik.

Ook Pauls zoon Karl overleefde de oorlog. Hij keerde na de oorlog terug naar Indonesië, ging in Jakarta werken voor een Brits bedrijf en ontmoette daar midden jaren 1950 Isadora Teunissen, zijn latere echtgenote. In 1963 vestigden zij zich, met hun dochter, in Nederland. Hij ging elk jaar met zijn gezin op een speciaal visum naar Uhrsleben om zijn vader en moeder te ontmoeten. Karl was getraumatiseerd door de oorlog en heeft levenslang geworsteld met zijn identiteit: hij voelde zich geen Duitser, maar ook geen Nederlander of Indonesïer; hij was ontheemd en voelde zich nergens thuis.

Een heel bijzondere ontmoeting vond plaats toen de inmiddels gepensioneerde Paul Danzmann voor het eerst bij zijn zoon in Nederland op bezoek wilde komen. Hij diende daarvoor een verblijfsvergunning aan te vragen bij de vreemdelingenpolitie in Ede. De dienstdoende ambtenaar herkende Paul van naam en gezicht als één van de Duitse geïnterneerden aan boord van de Van Imhoff. De ambtenaar was matroos aan boord van de Van Imhoff geweest.

Paul overleed in 1974 in Uhrsleben, zijn zoon Karl overleed in 2001.

  • Geboren: 27 augustus 1889
  • Geboorteplaats: Hohenhameln (Duitsland)
  • Leefde tot 1920 samen met een Batak-vrouw, van wie we de naam niet kennen, en trouwde in 1922 met Katharina (‘Käthe’) Zabel uit Uhrsleben (Duitsland)
  • Kreeg met zijn eerste partner twee kinderen: Maria (1914) en Karl (1916)
  • Werk: onder meer technisch manager en procuratiehouder van een rubberfabriek en beheerder van elektriciteitscentrales in Prapat en Balige
  • Overlevende van de scheepsramp met de Van Imhoff
  • Overleden in 1974 (Uhrsleben, Duitsland)
Paul Danzmann in 1958

Nu online: database Duitse burgergeïnterneerden WOII Nederlands-Indië

Nu online: database Duitse burgergeïnterneerden WOII Nederlands-Indië

Op archieven.nl is een database geplaatst met informatie over de bijna 3000 Duitse en Oostenrijkse mannen die tot 10 mei 1940 in Nederlands-Indië woonden en werkten. Een rijke genealogische bron voor iedereen die meer wil weten over een Duitse of Oostenrijkse voorvader. De database is gratis toegankelijk en voorzien van een zoekhulp. 

Van Imhoff-onderzoek

De database komt voort uit onderzoek van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), waar sinds 2022 onderzoek verricht wordt naar de scheepsramp met de Van Imhoff. Bij die ramp verloren 411 Duitse burgergeïnterneerden het leven. Zij maakten deel uit van de bijna 3000 Duitse mannen die vanwege hun nationaliteit op 10 mei 1940 als ‘staatsgevaarlijke burgers’ werden geïnterneerd in burgerinterneringskampen op Java en Sumatra. Wie waren deze mannen? Wat deden ze in Nederlands-Indië en waar woonden ze? Voor een antwoord op deze (en andere) vragen, kunnen geïnteresseerden nu terecht op archieven.nl. De database is eenvoudig doorzoekbaar op achternaam, maar ook op woonplaats, geboorteplaats of beroep.

Duitse gemeenschap in Nederlands-Indië

Tijdens het onderzoek naar de ramp met de Van Imhoff is gebleken dat nazaten van Duitsers uit Nederlands-Indië graag meer willen weten over het leven van hun Duitse voorouders in de kolonie. Deel van het onderzoek is daarom het in kaart brengen van de vooroorlogse Duitse gemeenschap in Nederlands-Indië. Hiervoor is onder meer gebruikt gemaakt van een lijst uit begin 1940 die zich nu in het Nationaal Archief in Den Haag bevindt. Op die lijst staan de namen van de bijna 3000 Duitse mannen, die in Nederlands-Indië woonden. Deze lijst is door de onderzoekers gedigitaliseerd en aangevuld met informatie uit andere archiefstukken uit zowel het Nationaal Archief, als het NIOD en de Bayerische Staatsbibliotheek.

Beschikt u over aanvullende informatie?

Het overzicht is niet volledig. Mocht u over relevante informatie beschikken waarmee het overzicht verder kan worden uitgebreid, dan horen wij dat natuurlijk graag. U kunt daarvoor contact opnemen met Maaike van der Kloet.

Karl Heidt

Karl Heidt

Karl Heidt werd in 1896 in Wenen geboren. Hij groeide op in een welgesteld en modern gezin; zijn ouders waren bevriend met de Oostenrijkse wetenschapper Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofische levensleer Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak diende hij in het Oostenrijkse leger waar hij de rang van ‘Leutnant in der Reserve des Festungsartillerieregiments’ bekleedde. Op 8 juli 1917 ontving hij een onderscheiding vanwege ‘tapferes Verhalten vor dem Feinde’.

Na de oorlog ging hij medicijnen studeren aan de universiteit van Wenen en specialiseerde hij zich als KNO-arts. Hij trouwde met de Weense verpleegkundige Karla Karl (1897). Vanwege zijn arbeidsvooruitzichten vertrok Karl naar Nederlands-Indië waar hij begin december 1926 aankwam. Een paar manden later,  in april 1927 verscheen in verschillende Nederlands-Indische kranten een advertentie waarin werd aangekondigd dat Dr. Heidt in Medan een praktijk voor ‘Oor, Neus Keel en Mondziekten (tevens algemeen praktijk)’ heeft geopend. Een maand later, in mei 1927, arriveerde ook Karla in Medan. Op 24 maart 1928 werd daar hun dochter Valerie geboren.

Na enige tijd kreeg het gezin Heidt de mogelijkheid om in Bandung (Java) een eigen praktijk te openen. Karl werkte er als KNO-arts, Karla had de zorg voor het huishouden, het gezin en personeel. Valerie kreeg in mei 1929 een broertje, Karl. Valerie en haar broertje Karl bezochten de Rudolf Steiner-school, een privéschool in Bandung. Ze spraken Maleis met het huispersoneel, Nederlands met de mensen op straat en Duits met hun ouders. Valerie herinnerde zich haar leven van destijds als ‘eine wunderschöne Kindheit’. Filmbeelden die vader Karl van zijn kinderen maakte zijn daarvan de stille getuigen.

Karl Heidt was een vooraanstaand KNO-arts, verbonden aan verschillende ziekenhuizen zoals het Zendingshospitaal en het St. Borromeus Hospitaal in Bandung. In verschillende Nederlands-Indische kranten verschenen advertenties van patiënten die hem bedanken voor zijn goede zorg. Daarnaast hield Karl van snelle auto’s en dat bleef niet zonder gevolgen. In 1929 raakte zijn splinternieuwe Hupmobile tijdens een uitje van de weg waarbij een vriendin van de familie om het leven kwam. De grote hoeveelheid artikelen die over dit ongeluk verscheen, doen vermoeden dat dr. Heidt en zijn vrouw zich binnen korte periode zeer geliefd hadden gemaakt binnen de Nederlands-Indische maatschappij. In augustus 1933 vloog (!) Karl naar Europa voor een drie maanden durend bezoek. De laatste vermelding van dr. Karl Heidt in een Nederlands-Indische krant dateert van 20 april 1940. Hij werd aangekondigd als één van de sprekers tijdens een medisch congres waar hij een lezing zou houden over het larynxcarcinoom.

Nog geen drie weken later, op 10 mei 1940, kwam aan het mooie leven van de familie Heidt abrupt een einde toen vader Karl werd opgepakt. Dochter Valerie herinnerde zich dat de voortuin vol politieagenten stond en dat één van hen naar haar vader vroeg en tegen haar zei: ‘Der Hitler ist in Holland einmarschiert und ihr wird nicht die einzigen sein die darunter leidet.’ Haar vader werd weggevoerd in een auto. Ze heeft hem nooit meer teruggezien.

Karla, Valerie en Karl waren vanaf die datum ‘vijandelijke onderdanen’. De kinderen mochten niet meer naar school, het ouderlijk huis werd in beslag genomen en het gezin werd gemeden door vrienden en bekenden. Na enige tijd werden moeder en kinderen naar een ‘beschermingskamp’ voor vrouwen en kinderen in Tjibadak in West-Java gebracht waar ze verbleven ze tot eind 1940. Na een paar maanden in het kamp konden vrouwen en kinderen via Japan, Korea, Mantsjoerije, Siberië, Rusland en Polen terugkeren naar Duitsland of Oostenrijk. Kort na kerst 1940 vertrokken Karla en haar kinderen; twee maanden later arriveerden ze in Wenen.

Karl bleef achter in het interneringskamp in de Alasvallei op Sumatra. Hij schreef vaak en regelmatig aan zijn vrouw en kinderen; eerst naar het beschermingskamp, later ook naar de adressen in Japan en vervolgens in Wenen. Uit de kaarten blijkt dat hij ook in het kamp werkzaam was als arts; hij vroeg Karla zijn medische naslagwerken op te sturen. Hij hield goede moed, maar hij miste zijn gezin enorm.

Op  18 januari was hij één van de 477 Duitse burgergeïnterneerden aan boord van de Van Imhoff. In tegenstelling tot veel van zijn lotgenoten, wist hij de ramp te overleven. Op 23 januari kwam hij aan op het eiland Nias waar hij, samen met 63 anderen, opnieuw gevangen werd genomen door de Nederlandse politie. Toen de Japanse bezetters het bestuur over het eiland overnamen, pakte Karl Heidt zijn werk als arts weer op in het ziekenhuis in Gunung Sitoli. Daar stierf hij op 3 september 1942. Karl Heidt werd vlakbij het ziekenhuis van Gunung Sitoli begraven.

  • Geboren: 1896
  • Geboorteplaats: Wenen (Oostenrijk) 
  • Gehuwd met Karla Karl (1897), vader van Valérie (1928) en Karl (1929)
  • Woonplaats: Medan, Bandung
  • Werk: Keel-, Neus- en Oorarts, verbonden aan o.m. het Borromeus Hospitaal en het Zendingshospitaal in Bandung
Bertha, Werner en Trudy Engelhardt in 1935
Werner Robert Ludwig Wilhelm Engelhardt

Werner Robert Ludwig Wilhelm Engelhardt

Werner Engelhardt werd in 1904 geboren in Siam, het huidige Thailand, waar zijn vader als ingenieur werkzaam was. De jonge Werner trad in de voetsporen van zijn vader en vertrok aan het begin van de jaren 1920 naar Duitsland waar hij aan de Universiteit van Heidelberg werd opgeleid tot ingenieur. Na het afronden van zijn opleiding werd hem een baan aangeboden bij de Nederlands-Indische Gasmaatschappij. Dat hij, volgens zijn dochter, vloeiend Nederlands sprak zal daarbij vast een rol gespeeld hebben.

In 1927 vertrok hij aan boord van het ss ‘Johan de Wit’ naar Nederlands-Indië. Hij vestigde zich in Semarang waar hij tegenover de familie Droste kwam te wonen. Al snel werd hij verliefd op de 17-jarige Bertha Droste. In 1931, kort na haar 18e verjaardag,  trouwden zij in de RK kerk in Semarang. Op 14 april 1933 werd hun dochter Gertrude (‘Trudy’)  geboren. Het gezin woonde aan de Gombal in Semarang.

In mei 1935 vertrok hij met zijn gezin aan boord van het ss ‘Christiaan Huygens’ op groot verlof naar Europa. In Europa bezocht het gezin familie in Zwitserland en Duitsland. Op 26 december waren ze weer terug in Tandjong Priok. Op 4 augustus 1936 werd hun zoon Günther geboren, op 18 januari 1938 gevolgd door hun tweede zoon Gerhard.

Werners dochter Trudy heeft herinneringen aan een mooie jeugd. Het gezin van de inspecteur van de gasmaatschappij woonde in een groot huis, had kindermeisjes en er werden leuke kinderfeestjes georganiseerd. Wel had de familie zorgen om oma Droste die aan reumatoïde artritis leed. Trudy sliep bij haar oma op de kamer om het kapokmatras van haar oma met boeken te verstevigen als de reuma opspeelde.

Hoewel het hele gezin de Duitse nationaliteit had, speelde Duitsland in het dagelijks leven geen rol van betekenis. Trudy herinnert zich haar vader als een erg vriendelijke man die accentloos Nederlands sprak, ook thuis. Veel van zijn vrienden en collega’s wisten niet dat hij Duitser was. Ook was hij, in Trudy’s woorden, ‘not politically inclined’. Groot was dan ook de verbijstering toen Werner op 10 mei 1940 plotseling werd opgepakt. Trudy: ‘Er kwam een auto, een aantal soldaten stapte uit en nam hem mee. Hij zei nog ‘Dag!’ tegen ons en vertrok. Ik heb hem nooit teruggezien.’ Haar moeder bezocht haar man in Ambarawa en Werner schreef brieven waarin hij zijn vrouw opriep de jongens op te voeden tot ‘gezonde jongemannen’.

Voor Trudy en haar broertjes veranderde alles. Zij hadden de Duitse nationaliteit en werden kort na de arrestatie van hun vader naar een internaat in de heuvels bij Semarang gestuurd. Tijdens hun verblijf daar moesten de kinderen Duits spreken, kniebuigingen maken en ‘Grüss Gott’ zeggen. De Duitse vrouwen die het internaat leidden waren erg strikt, vertelt Trudy, het was een soort kazerne. De kinderen sliepen op een slaapzaal. Bertha, die inmiddels de Nederlandse nationaliteit terug had weten te krijgen via een contact bij de gasmaatschappij, haalde haar kinderen er na twee maanden weer weg. Ze trokken in bij opa en oma in Jogyakarta.

Vanaf 1941 ontving Trudy’s moeder nog een aantal briefkaarten van haar man uit Kuta Cane, Blok A, barak 8. De kaarten dragen allemaal een rood stempel met ‘Censored’ erop. In 1942 ging Werner aan boord van de ‘Van Imhoff’ voor verplaatsing naar Brits-Indië. Hij zou er nooit aankomen. Zijn echtgenote ontving maanden later in Yogyakarta een bericht over zijn vermissing op zee en enige tijd later het  overlijdensbericht.

Toen de Japanners in 1942 de macht overnamen in Nederlands-Indië kwamen Bertha, haar ouders en haar (Duitse) kinderen in een ‘vreemdelingenkamp’ waar mensen van verschillende nationaliteiten ondergebracht waren (o.m. Zwitsers). Bertha mocht met een armband waarop stond dat zij de Duitse nationaliteit had, het kamp in en uit lopen. Zo kon zij voor haar zieke moeder blijven zorgen.

Na de oorlog en de daarop volgende Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, vertrok het gezin naar Nederland. Bertha ontving tot haar dood een pensioen van de gasmaatschappij.

  • Geboren: 1904
  • Geboorteplaats: Siam (Thailand)
  • Gehuwd met Bertha Droste (1913), vader van Gertrude (‘Trudy’), Gerhard (‘Jerry’) en Günther (‘Günn’)
  • Woonplaats: Semarang
  • Werk: adjunct-directeur Nederlands-Indische Gasmaatschappij, Semarang
Bertha, Werner en Trudy Engelhardt in 1935